VOORSTELLING
Als je iets hebt getekend kan je soms de vraag verwachten: ‘Wat stelt het eigenlijk voor?’ Op dat moment vraagt iemand naar de VOORSTELLING van jouw tekening. Als je iets herkenbaar/figuratief hebt getekend is die vraag goed te beantwoorden.
Is er niet goed te ontdekken wat het voorstelt dan is het een abstracte voorstelling.
Bekijk de beeldaspecten en maak de bladzijden in je werkboek die horen bij VOORSTELLING
Is er niet goed te ontdekken wat het voorstelt dan is het een abstracte voorstelling.
Bekijk de beeldaspecten en maak de bladzijden in je werkboek die horen bij VOORSTELLING
VERDIEPINSGOPDRACHT
Opdracht 1 (2/3 lesuren)
Maak drie foto's van jezelf. Een afbeelding van jezelf maken heet een zelfportret.
Je maakt een en face, een a trois quart en een en profil zelfportret. Op de portret pagina kan je meer informatie vinden.
De zelfportretten print je in grijstinten uit. Je knipt je portretten uit en plakt ze op A3 tekenpapier, je hebt nu een drieluik gemaakt.
Een drieluik is een drietal kunstwerken die bij elkaar horen. ze krijgen eenheid door middel van thema, kleurgebruik, vormgebruik en compositie.
Je gaat nu je drieluik kleur geven. Je materiaalgebruik is vrij, je kunt collages maken, schilderen of tekenen met kleurpotlood. Het mag ook een combinatie zijn van materialen.
Geef je drieluik een titel.
Opdracht 1 (2/3 lesuren)
Maak drie foto's van jezelf. Een afbeelding van jezelf maken heet een zelfportret.
Je maakt een en face, een a trois quart en een en profil zelfportret. Op de portret pagina kan je meer informatie vinden.
De zelfportretten print je in grijstinten uit. Je knipt je portretten uit en plakt ze op A3 tekenpapier, je hebt nu een drieluik gemaakt.
Een drieluik is een drietal kunstwerken die bij elkaar horen. ze krijgen eenheid door middel van thema, kleurgebruik, vormgebruik en compositie.
Je gaat nu je drieluik kleur geven. Je materiaalgebruik is vrij, je kunt collages maken, schilderen of tekenen met kleurpotlood. Het mag ook een combinatie zijn van materialen.
Geef je drieluik een titel.
Opdracht 2 (1 lesuur)
Pak 3/4 voorwerpen uit je etui/tas. Leg de voorwerpen zo neer op dat ze een mooie compositie vormen. Je hebt nu een stilleven gemaakt. Je gaat dit stilleven natekenen. Belangrijk bij een stilleven is het aangeven van licht&schaduw. Hierdoor krijgen de voorwerpen een levendige uitstraling. Dit doe je door middel van arcering.
Hieronder zie je een voorbeeld van een stilleven en een peer met lijn arcering.
Pak 3/4 voorwerpen uit je etui/tas. Leg de voorwerpen zo neer op dat ze een mooie compositie vormen. Je hebt nu een stilleven gemaakt. Je gaat dit stilleven natekenen. Belangrijk bij een stilleven is het aangeven van licht&schaduw. Hierdoor krijgen de voorwerpen een levendige uitstraling. Dit doe je door middel van arcering.
Hieronder zie je een voorbeeld van een stilleven en een peer met lijn arcering.
Vragen (1 lesuur)
Je kunt een thema op ontzettend veel verschillende manieren laten zien. Je ziet hieronder 3 afbeeldingen. Allemaal hebben ze dezelfde titel: 'Hercules en de Hydra'.
1. Dit is een mythologische voorstelling. Leg uit wat een mythologische voorstelling is.
2. Leg in minimaal 3 en maximaal 5 zinnen uit waar het verhaal over gaat. Zoek dit verhaal op via internet. Vermeld je bron/bronnen (paginanaam) en probeer het verhaal in je eigen woorden te vertellen.
Je hebt voorstellingen die in beweging (dynamisch) zijn en voorstellingen die stilstaand (statisch) zijn.
3. Geef aan welk schilderij je het meest dynamisch vindt en waarom.
4. Geef aan welk schilderij je het meest statisch vindt en waarom.
5. Bekijk afbeelding a. Waaraan kan je zien dat Hercules en de Hydra in gevecht zijn? Noem 3 voorbeelden.
6. Bekijk afbeelding c. Waaraan kan je zien dat Hercules niet bang is? Noem 2 voorbeelden.
Je kunt een thema op ontzettend veel verschillende manieren laten zien. Je ziet hieronder 3 afbeeldingen. Allemaal hebben ze dezelfde titel: 'Hercules en de Hydra'.
1. Dit is een mythologische voorstelling. Leg uit wat een mythologische voorstelling is.
2. Leg in minimaal 3 en maximaal 5 zinnen uit waar het verhaal over gaat. Zoek dit verhaal op via internet. Vermeld je bron/bronnen (paginanaam) en probeer het verhaal in je eigen woorden te vertellen.
Je hebt voorstellingen die in beweging (dynamisch) zijn en voorstellingen die stilstaand (statisch) zijn.
3. Geef aan welk schilderij je het meest dynamisch vindt en waarom.
4. Geef aan welk schilderij je het meest statisch vindt en waarom.
5. Bekijk afbeelding a. Waaraan kan je zien dat Hercules en de Hydra in gevecht zijn? Noem 3 voorbeelden.
6. Bekijk afbeelding c. Waaraan kan je zien dat Hercules niet bang is? Noem 2 voorbeelden.