|
Je onderscheid tijdens het Griekse tijdperk drie verschillende perioden binnen de ontwikkeling van de kunsten.
Zo begint het met de Archaïsche periode (800 v. Chr. - 480 v. Chr.). De Griekse kunst werd in deze periode nog sterk beïnvloed door die van de Egyptische beeldhouwers en schilders, maar ze lieten al snel de regels van de Egyptenaren los en gingen op zoek naar realisme. Hier zie je dan de overgang naar de Klassieke periode (480 v. Chr. - 323 v. Chr.) die daarna overgaat in de Hellenistische periode (323 v. Chr. - 150 v. Chr.). De verschillende perioden hebben ieder hun eigen kenmerken die we hieronder op een rijtje zetten. Algemene kenmerken van de Griekse tijd zijn:
|
De schilderkunst is voornamelijk op de aardewerken vazen terug te vinden. Hierbij onderscheiden we de rood-figurige en de zwart-figurige stijl. Naast de gebruikelijke mythologische voorstellingen zien we ook onderwerpen uit het dagelijks leven zoals vrouwen en kinderen, treurende mensen aan het graf, vechtende soldaten, atleten en dienaressen.
In het begin werden vazen voornamelijk gedecoreerd met geometrische patronen. Iets later werden sterk gestileerde figuren toegevoegd. Pas in de klassieke periode ontstonden er meer details in de gezichten, het lichaam, de kleding en de verschillende attributen. De figuren werden voornamelijk en profil afgebeeld. |
Klassieke periode (500-350 v. Chr.).
|
Hellenistische periode (350-50v. Chr.).
Deze periode gaat al over in de Romeinse periode. De Romeinen nemen de Griekse kenmerken over in hun eigen beeldhouwwerken, bouwwerken en schilderkunst.
|
Archaïsche periode.
|
Klassieke periode.
|
Hellenistische periode
|